Collectie
Op deze pagina zullen wij pogen een greep te doen uit onze collectie. Wilt u meer zien of weten? Klik dan door naar de individuele pagina’s van onze trams.
Amsterdamse Motorwagens
1
Deze in 1927 door Werkspoor (Zuilen) gebouwde wagens hebben eerst dienst gedaan in Utrecht (GTU). In 1939 zijn, vlak voor de oorlog, 12 van deze wagens naar Amsterdam gehaald in de serie 1-12. Deze zijn later omgenummerd tot 301-312 in de jaren ’50 om doublures en verwarring te voorkomen met de bestaande nummers. Het is de bedoeling om deze ex-301 weer in zijn oorspronkelijke staat als 1 te restaureren.
72
144
307
401
454
Vanwege de uitbreidingen van Amsterdam schafte de Gemeentetram in 1929 in totaal 50 motorwagens en 30 bijpassende bijwagens van groot model aan. Opvallend was de toepassing van langsbanken. Die werden reeds snel verzaagd tot dwarsbanken, met aan een zijde tweezitters. De banken stonden vis a vis. Die aansluitend aan de kopschotten bleven echter dwarsbanken. De bijwagens reden vrijwel steeds achter de bijpassende blauwe motorwagens 396-445, maar ook wel achter Grootbordesmotorwagens.
464
Vanwege de uitbreidingen van Amsterdam schafte de Gemeentetram in 1929 in totaal 50 motorwagens en 30 bijpassende bijwagens van groot model aan. Opvallend was de toepassing van langsbanken. Die werden reeds snel verzaagd tot dwarsbanken, met aan een zijde tweezitters. De banken stonden vis a vis. Die aansluitend aan de kopschotten bleven echter dwarsbanken. De bijwagens reden vrijwel steeds achter de bijpassende blauwe motorwagens 396-445, maar ook wel achter Grootbordesmotorwagens.
465
1236 (ex. 236)
Werkspoor leverde in 1918 een kleine 135 motorwagens, die zich met hun drie zijramen duidelijk onderscheidden van de Unions van vóór die tijd. Ze werden Grootbordessers genoemd, vanwege hun grote balkons aan de uiteinden. Door de grote balkons met dubbele deuren konden twee passagiers tegelijk in- en uitstappen; op de treden naar de balkons was daartoe met grote witte letters IN en UIT geschreven.
533
Al in de jaren 1930 werd gedacht aan modernisering van het trammaterieel. Vierassers, zoals die in Rotterdam in groten getale waren aangeschaft, vond men in Amsterdam te duur. Daarom werd voor het compromis van de drieasser gekozen. Vertraagd door de Tweede Wereldoorlog werden tussen 1948 en 1950 zestig nieuwe motorwagens en vijftig bijpassende bijwagens aangeschaft.
909
Al in de jaren 1930 werd gedacht aan modernisering van het trammaterieel. Vierassers, zoals die in Rotterdam in groten getale waren aangeschaft, vond men in Amsterdam te duur. Daarom werd voor het compromis van de drieasser gekozen. Vertraagd door de Tweede Wereldoorlog werden tussen 1948 en 1950 zestig nieuwe motorwagens en vijftig bijpassende bijwagens aangeschaft. In 1968 werden de motorwagens 491-550 vernummerd in 891-950, omdat er inmiddels bussen werden afgeleverd met dezelfde wagennummers. In datzelfde jaar werden twaalf motorwagens verbouwd met een grotere filmkast en nieuwe deuren.
Amsterdamse bijwagens
600
Dit rijtuig is een replica, in 2000 gebouwd door medewerkers van de Stichting Rijdend Elektrisch Tram Museum. In 1893 werden door de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij een groot aantal open paardentramrijtuigen in dienst gesteld. Na de omzetting van het bedrijf in Gemeente Tram Amsterdam kwam de Gemeentetram dan ook in het bezit van een groot aantal paardentramrijrijtuigen. Bijna 200 van deze paardentramrijtuigen werden geschikt gemaakt voor de dienst achter de electrische motorrijtuigen. Zo ook het aanhangrijtuig 211, wat in 1914 vernummerd werd in 600 en deel uitmaakte van de deelserie 597 – 600 (ex AOM 208 -211). De gehele serie open aanhangrijtuigen van dit type omvatte de nummers 566 – 600. Deze rijtuigen konden plaats bieden aan 22 zittende en 18 staande passagiers.
731
Werkspoor leverde in 1918 135 motorwagens, die zich met door zijramen duidelijk onderscheidden van de Unions van vóór die tijd. Ze werden Grootbordessers genoemd, vanwege hun grote balkons aan de uiteinden. Door de grote balkons met dubbele deuren konden twee passagiers tegelijk in- en uitstappen; op de treden naar de balkons was daartoe met grote witte letters IN en UIT geschreven. In 1918/19 werd een serie van 180 bijpassende bijwagens geleverd, waaronder dit personenrijtuig 731.
776
Na de vanwege rijgedrag en rijlawaai mislukking van de Typebijwagens heeft Werkspoor in samenspraak met de Gemeentetram een bijwagentype ontwikkeld op een revolutionair goede truck. Deze maakte het mogelijk een goed rijgedrag met dubbele vering te combineren met een uiterst licht onderstel. Door het dak als tondak uit te voeren kon ook daar veel materiaal en dus gewicht worden bespaard. De balkons waren qua indeling dezelfde als de Grootbordesmotorwagens uit 1913. Vandaar ook de naam Grootbordesbijwagens. Over het achterbalkon was er een gescheiden in- en uitstap mogelijk. In de periode 1914-1918 werden er 140 gebouwd. In 1921 volgde nog een nabestelling van 40 identieke bijwagens, nu echter gebouwd door het Duitse HaWa.
792
Werkspoor leverde in 1918 135 motorwagens, die zich met hun drie zijramen duidelijk onderscheidden van de Unions van vóór die tijd. Ze werden Grootbordessers genoemd, vanwege hun grote balkons aan de uiteinden. Door de grote balkons met dubbele deuren konden twee passagiers tegelijk in- en uitstappen; op de treden naar de balkons was daartoe met grote witte letters IN en UIT geschreven. In 1918/19 werd een serie van 180 bijpassende bijwagens geleverd, waaronder dit personenrijtuig 792.
961
Deze in 1949 gebouwde en in 2012 opgeknapte drieasser bijwagen is, wanneer mogelijk of noodzakelijk, de vaste bijwagen van de drieasser motorwagen 903. Deze bijwagen is net als de motorwagen in 1968 opgeknapt en voorzien van verbeterde deuren en grotere filmkasten.
987
Al in de jaren 1930 werd gedacht aan modernisering van het trammaterieel. Vierassers, zoals die in Rotterdam in groten getale waren aangeschaft, vond men in Amsterdam te duur. Daarom werd voor het compromis van de drieasser gekozen. Vertraagd door de Tweede Wereldoorlog werden tussen 1948 en 1950 zestig nieuwe motorwagens en vijftig bijpassende bijwagens aangeschaft waarvan deze drieasser bijwagen nummer 987 er één van is. Deze bijwagen is in 1975 buiten dienst gegaan zonder ooit verbouwd te zijn.
Amsterdamse gelede wagens
586
Omdat inmiddels in in Duitsland de ontwikkeling van gelede trams op gang was gekomen besloot de directie van het Gemeente Vervoer Bedrijf Amsterdam “voor proef” een bestelling van 25 stuks gelede trams te doen. Deze trams kregen de type aanduiding “1G” (Eerste serie Geleed) mee en kreeg de nummers 551 – 575. De trams werden in 1957 geleverd . Modern vormgegeven in de karakteristieke lichtgrijs-wit kleurencombinatie, voorzien van een schaarbeugel en een grote lijnnummerkast waar ook de lijnkleur in getoond werd waren het opvallende verschijningen op het Amsterdamse tramnet.
602
Op 9 november 1959 werd het achterste rijtuig van de 602 afgeleverd in Amsterdam, op 10 november gevolg door het midden rijtuig en op 11 november het koprijtuig. Op 22 november 1959 werd het motorrijtuig 602 op lijn 24 in dienst gesteld. Het bood plaats aan 45 zittende en 160 staande passagiers. In april 1969 werd de 602 tegelijk met een tussenrevisie omgebouwd als eenmanswagen. De omgebouwde 602 kwam op 23 juni 1969 in dienst
776
De Amsterdamse gelede trams 8G, ook wel luchtwagens genoemd, was een serie van 55 dubbelgelede trams (725-779; in 1974-1975 gebouwd door Linke-Hofmann-Busch) voor inzet op het Amsterdamse tramlijnennet. Ze reden van 1974 tot 2003. Speciaal voor Sail 1985 werd de 776 na schadeherstel als blauwe ‘Haventram’ beschilderd; de première was op het Europaplein. Later werd de tram als eerste luchtwagen van anti-vandalisme bankjes voorzien.
794
De Amsterdamse gelede trams 9G en 10G, ook wel Blokkendozen genoemd, zijn twee series van in totaal 37 trams die van 1979 tot en met 1981 werden gebouwd door de Duitse spoorwegfabrikant Linke-Hofmann-Busch voor inzet op het Amsterdamse tramnet van het GVB. Destijds zouden ze de laatste drieassers vervangen wat uiteindelijk niet haalbaar bleek. Tussen 2004 en 2016 waren ze de oudste dienstvaardige trams.
820
De Amsterdamse gelede trams 11G en 12G, ook wel trapwagens of hangbuiken genoemd, waren twee series van in totaal 45 trams (waarvan 20 in tweerichtingsuitvoering) die tussen 1989 en 1991 door de Belgische fabrikant La Brugeoise te Brugge (nu Bombardier Transportation) werden geleverd. Sinds begin 2016 waren ze de oudste dienstvaardige trams. Buitendienststelling vond plaats tussen januari en juli 2021. De 820 is van het type 12G.
919
De Amsterdamse gelede trams 11G en 12G, ook wel trapwagens of hangbuiken genoemd, waren twee series van in totaal 45 trams (waarvan 20 in tweerichtingsuitvoering) die tussen 1989 en 1991 door de Belgische fabrikant La Brugeoise te Brugge (nu Bombardier Transportation) werden geleverd. Sinds begin 2016 waren ze de oudste dienstvaardige trams. Buitendienststelling vond plaats tussen januari en juli 2021. De 919 is van het type 11G.
Nederlandse Motorwagens
NBM 20
In 1910 werden door de firma Allan & Co te Rotterdam een viertal elektrische motorrijtuigen geleverd aan de Ooster Stoomtram Maatschappij. Zij waren genummerd 20 -23 en bedoeld voor de smalspoorlijn (1067 mm) van Station Driebergen naar Zeist. Zij waren créme-kleurig geschilderd, voorzien van een sleepbeugel en boden plaats aan 20 zittende en 12 staande passagiers. In 1923/1924 werden de motorrijtuigen verbouwd naar normaalspoor om dienst te kunnen doen op de lijn Utrecht – Zeist.
GTG 41
De motorwagen is een replica, ontstaan uit de Haagse motorwagen 267 die uit dezelfde bouwserie als de GTG 36 – 42 bij HAWA stamt. De originele motorwagen 41 maakte deel uit van de door de HAWA aan de Gemeente Tram Groningen geleverde serie 36 -42. Toen het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Groningen zijn 75-jarig bestaan zou vieren in 1981, betreurde men het feit dat er van de Groninger tram niets meer bewaard was gebleven. Op 22 november 1980 verhuisde de Haagse H16 naar op verzoek Groningen, waar deze in enkele maanden tijd werd omgetoverd tot de roomgele Groningse motorwagen 41. Het motorrijtuig is nu normaalsporig in plaats van metersporig. Bij de jubileumviering in maart 1981 stond de tram naast de Martinitoren.
De GTG 41 is voor onderhoud tijdelijk overgeplaatst naar het Nederlands Openlucht Museum. Hier zal deze een opknapbeurt krijgen en aan bezoekers getoond worden.
RET 507
Rond 1930 was nog veel meer nieuw materieel benodigd om de grootse plannen van de RET-directie uit te kunnen voeren, temeer daar de oudste rijtuigen op dat moment aan vervanging toe waren. Zo werden in de loop van 1931 honderd rijtuigen bij de RET afgeleverd, die in aansluiting op hun voorgangers onder de nummers 471-570 in dienst werden genomen. Deze wagens, die in de fabrieken van Allan, Beijnes en Werkspoor werden vervaardigd, weken uiteraard nauwelijks af van de in 1929 afgeleverde rijtuigen. De nieuwe rijtuigen waren wat langer, maar belangrijker was dat hun motorvermogen groter was, hetgeen de wagens geschikter maakte om aanhangrijtuigen te trekken.
HTM 816
In 1926 deed de HTM in aansluiting op de bestelling van de motorrijtuigen 801 -815 bij de Firma Allan & Co in Rotterdam een aanvullende bestelling voor nog eens 5 motorrijtuigen type 800. Na levering van de 816 op 16 maart 1927 werd de 816 op de sneltramlijn 11 (Station Hollands Spoor – Hotel Zeerust) in dienst gesteld. Op 9 mei 1977 werd de wagen overgebracht naar de EMA waar het motorrijtuig in 1986 is gerestaureerd in de toestand van de jaren ’30.
HTM 1024
Nadat eerst twee prototype’s PCC in den Haag hadden proefgereden werden er in 1950 nog 22 PCC wagens besteld bij La Brugeoise in Brugge. Deze zouden aansluitend aan de twee protorijtuigen de nummers 1003 – 1024 krijgen. De 1024 werd op 6 november 1952 afgeleverd aan de losplaats Delftselaan in den Haag. Het bood plaats aan 36 zittende en 57 staande passagiers.
Nederlandse Bijwagens
NBM 43
De Nederlandse Buurtspoorweg Maatschappij (NBM) heeft voor de exploitatie van haar electrische tramnet diverse kleine serie’s rijtuigen besteld. Het gesloten aanhangrijtuig 43 komt uit een serie van twee rijtuigen, genummerd 42 – 43, gebouwd in 1915. De indeling van het aanhangrijtuig was van begin af aan al met dwarsbanken en in elke hoek een langsbank voor 2 personen. Totaal konden in het aanhangrijtuig 20 zittende en 15 staande reizigers vervoerd worden.
NBM 55
Gebouwd in 1917 door Werkspoor, is deze ex-GVB 778 thans de NBM 55. Een originele tekening van de OSM (Ooster Stoomtram Maatschappij) werd gebruikt als referentie voor deze unieke restauratie. Deze wagen doet nu regelmatig dienst achter de NBM 20 wanneer dit noodzakelijk is.
NBM 402
Vanaf 1911 tot september 1944 werden door de NBM tweemaal per dag korte goederentrams gereden tussen Zeist en Utrecht. Deze trams bestonden uit een motorwagen en twee goederenwagens die werden gelost op een zijspoor. Bij de opheffing van het trambedrijf in 1949 werd alle goederenmaterieel gesloopt. De replica 402 is ontstaan uit twee gelijkende goederenwagens (A43 en A44) van het trambedrijf uit de stad Bonn. Er werden enkele aanpassingen gedaan om de goederenwagen een echte NBM goederenwagen te maken. De uitvoering is in de toestand van 1937.
HTM 779
In 1929 leverde de Belgische wagonfabriek La Brugeoise et Nicaise et Delcuve dertig aanhangrijtuigen aan de HTM, waaronder de 779. Deze lange vierassers zijn tot het eind van het bijwagenbedrijf op het HTM-stadsnet in dienst gebleven. In 1948 kregen zestien van deze wagens, waaronder de 779, een Westinghouse-luchtreminstallatie om dienst te kunnen doen achter de nieuwe “Zwitserse” motorrijtuigen gebouwd door Werkspoor, en zo nodig ook op de buitenlijnen die inmiddels datzelfde remsysteem hadden gekregen. Toen de HTM na 1965 geen bijwagens meer inzette, gingen de 779 en 780 voor enkele jaren naar de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik. Daar kregen ze de bijnamen Amalia en Dora. In 1977 werd de 779 overgebracht naar de Electrische Museumtram Amsterdam om daar te worden gerestaureerd door een toegewijde werkgroep.
Internationale Motorwagens
EDHMP 352
Deze Praagse tram uit 1915, bijgenaamd “Het Beest”, is een geschenk geweest in 1986 aan Amsterdam om de stedenband te versterken. Deze is vervolgens bij ons museum ondergebracht. Deze door de firma Ringhoffer gebouwde tram biedt maar liefst 24 zitplaatsen.
Werkwagens
RR2
De RR2, ofwel de Railreiniger 2, gebouwd in 1912. In de collectie van de museumtram sinds 1978.
P7
De P7 is een Pekelwagen, gebouwd in 1919 door werkspoor en later in 1958 omgebouwd tot pekelwagen door Beijnes. Deze pekelwagen heeft tot 1989 dienst gedaan en is daarna terzijde gesteld. Bij de museumtramlijn wordt deze tram gebruikt voor opleidingen, maar in de winter wordt deze bij sneeuw en ijs nog steeds door het GVB ingezet om de kritieke infrastructuur te pekelen.
H47
De ex-330, ook wel intern de PP1 genoemd is onze rangeerwagen uitgerust met een Dieselmotor en een omvormer om ook zonder bovenleiding te kunnen rijden. De H47 is recentelijk gereviseerd en heeft nu nieuwe assen met bredere wielflensen waardoor deze, in theorie, weer op de lijn zou kunnen rijden. Iets wat de afgelopen jaren niet (meer) mogelijk was. De H47 heeft ook nog gewoon de mogelijkheid om op de bovenleiding te rijden.
H80
De H80, een rangeerlocje, gebouwd in 1941 door de firma Du Croo & Brauns is in 1986 bij het GVB in gebruik genomen. Sinds 2010 in de collectie van de museumtramlijn.
WstW 6011
De WstW 6011 is werkwagen met Kraan gebouwd in 1912 door Simmering AG. In 1985 bij de museumlijn aangebracht door de Fa. Saan ook welk bekend van de hijs- en torenkranen. Deze tram is regelmatig doordeweeks en op zaterdag te zien bij onderhoudswerkzaamheden aan de baan.
Bonn A41
Gebouwd in 1959 bij Esslingen voor de SSB Bonn, in 1989 naar Amsterdam gehaald en thans regelmatig ingezet als werkmotorwagen voor ons Railinfrabeheer.
WstW 7053
Werkwagon, type GM, gebouwd in 1916 door Simmering AG in Zwitserland. Museumwagen sinds 1987. Wordt regelmatig gebruikt voor transport van bulkgoederen zoals bielzen, ballast en/of groenafval.
WstW 7063
Werkwagon, type GM, gebouwd in 1916 door Simmering AG in Zwitserland. Museumwagen sinds 2007. Wordt regelmatig gebruikt voor transport van bulkgoederen zoals bielzen, ballast en/of groenafval.